Ooteoote:
Een wandeling in Mei is een lang gedicht van een ruime tachtig bladzijden, geïnspireerd op Gorters Mei, maar dan toch zeker met een nieuw geluid. […] Je kunt bij een lange wandeling in een bepaalde cadans komen met regelmatige voetstappen. Het is alsof die cadans in dit lange gedicht vorm krijgt in de eindeloze opsomming van naamwoordconstructies. […] Je kunt op je wandeling geluk hebben en inderdaad een das spotten. Je ziet ineens dat zwart-witte kopje verschijnen. De volgorde die hier is aangehouden, is ook precies de volgorde waarin zo’n verschijning zich aandient: eerst het kopje, dan dat snuffelend tevoorschijn kruipen, dan de hele vacht. Glaceren is de techniek waarbij je iets van een glanzende laag voorziet. In dit geval doet de zon dat, zonder menselijk ingrijpen. Deze wisselwerking en verschuiving tussen mens en natuur komen veelvuldig voor in het gedicht. […] Zo creëert de dichter middenin deze talige wandeling een onvoorzien, haast mystiek moment waarin eerst de werkelijkheid wegvalt, de lezer vervolgens tuimelt in een wereld van taal en tenslotte zelfs de taal helemaal wegvalt, alleen wat minuscule sporen achterlaat als herinnering aan de taal, waardoor alleen nog overblijven: de verwondering, de betovering en de kracht van de verbeelding.
Mappalibri:
Wat je leest is een eindeloze opsomming van visuele en auditieve waarnemingen: de lucht, het water, de bomen en planten, de dieren: ze passeren meer of minder lyrisch geschilderd de revue. Daarbij wordt gebruikgemaakt van rijm, assonantie en alliteratie zodat de taal de natuurgeluiden evoceert. De observaties worden onder elkaar geplaatst, wat een filmisch effect sorteert. Die stroom aan indrukken wordt enkel opgeschort voor aanwijzingen over de route en een zelden keer door witte pagina’s die enkel nog leestekens bevatten: op dat moment is de observator sprakeloos en bevangt de natuur hem. Dat alles heeft uiteindelijk een incatatorisch effect op de lezer. […] Een wandeling in Mei past in de eco-poëzie die de laatste twee jaar ook in het Nederlands verschijnt. Door de werkwijze en de vorm die Dautzenberg hanteert, is dit als poëtische wandeling vermomde gedicht niet minder dan een ode aan de rijkdom en veelkantigheid van de natuur.
Vroege Vogels:
We hebben genoten van de prachtige poëtische beschrijvingen die Dautzenberg in Een wandeling in mei maakt. Helaas zijn we tot de conclusie moeten komen dat de poëtische benadering van het boek mogelijk niet goed past in het format van Vroege Vogels en dat we het daardoor niet in de uitzending zullen behandelen.
Hanta:
En weer laat A.H.J. Dautzenberg zich van een onvermoede kant zien, al is poëzie voor hem geen onbekend terrein. […] De wandelaar in Een wandeling in Mei gaat helemaal op in het landschap, de planten, de dieren en de artefacten die hij onderweg aantreft. A.H.J. Dautzenberg observeert, beschrijft, somt op, vergelijkt, associeert… (en trakteert zijn lezers op een paar pagina’s met alleen maar leestekens, wat tegelijk vervreemdend werkt en vertrouwd voelt.) Alleen aan het begin en het eind dringt de bewoonde wereld zich op en is de wandelaar zich bewust van het feit dat hij wandelt. De lezer waant zich onderweg.
Tzum:
Ik vermoed dat Dautzenberg het soort schrijver is dat lezers aantrekt die niet zo vaak hun gading vinden in de hedendaagse Nederlandstalige literatuur. Hij is niet echt een prijzenbeest, schrijft antimodieus, wijkt altijd af van de platgetreden paden, kortom: een eigenzinnige stem. […] Een wandeling in Mei komt niet over als nadrukkelijk experimentele poëzie. Het doet mij haast denken aan Ilja Leonard Pfeijffer, die begon als experimentele dichter en tegenwoordig weer heel vormvaste sonnetten schrijft, zo nadrukkelijk ouderwets dat ze precies daardoor weer modern gaan lijken, al geldt die vaststelling bij Dautzenberg waarschijnlijk eerder met betrekking tot de thematiek en de ‘snelheid’ dan inzake de vorm: de dichter laat de natuurbeelden traag voorbijschuiven op zijn wandeling, zijn gedicht babbelt rustig voort op het onthaaste ritme van ‘het holle geluid van de voetstappen’. […] Met een beetje goede wil zou je Een wandeling in Mei kunnen lezen als een geëngageerd pleidooi voor natuur(bescherming), die sterk wordt geassocieerd met verbeelding (‘waarschijnlijk de enige weg die daadwerkelijk tot een Nieuw Geluid kan leiden’). Voor de geïnteresseerde lezer vallen er ook nog een paar literaire grapjes en intertekstuele easter eggs te rapen: Van Ostaijen, Menno Wigman, een snuifje Pessoa. […] Alleszins houd ik wel een onthaast gevoel over aan dit boek.
Gent Leest:
Deels in de voetsporen van Herman Gorters Mei schrijft Dautzenberg over wat je op zo’n wandeling zoal tegenkomt, hoort en denkt. Hij zoomt in op kleine details, niet alleen in de natuur zelf maar ook in de kleine en grote ingrepen op die natuur door de mens. Hij kruipt over het prikkeldraad en laaft zich vol overgave aan de natuur, de verbeelding en de taal. […] Kleurrijk, vrolijk en warm.
Brabant Literair:
Dautzenberg wil met zijn Mei letterlijk een wandeling uitzetten die hij als plaatselijke ‘writer in residence’ eerst zelf gelopen heeft. Hij raakt daarbij zo onder de indruk van de klanken en kleuren dat een verbale schildering zijns inziens niet toereikend zou zijn. Samen met Rob Moonen heeft hij dan ook een ‘sonische expeditie’ gemaakt die bij dit ‘wandelboekje’ hoort. Maar ook voor de thuiszitter heeft Dautzenberg wat te bieden. De beschrijvingen, opsommingen en associaties zijn in staat de lezer een beeld voor ogen te toveren dat kan concurreren met Gorters natuurevocaties. Dautzenberg weet te schilderen met woorden.
Poëziekrant:
Dautzenberg verwerkt de Mei-thematiek in één lang en indrukwekkend impressionistisch gedicht, waarin hij zijn wandeling beschrijft. […] In de gestage opsomming van beelden weerklinkt een liefde voor de natuur en een waarschuwing voor de teloorgang ervan. […] Het resultaat is een natuurbeleving die alles te boven gaat. Alles wat op beschaving duidt is daar hooguit complementair aan. Sterker nog, zij komt zelfs in een kritisch licht te staan. […] Toch wordt hier geen hard oordeel geveld. Er schemert een licht ironische toon door. Op meerdere plekken gebruikt Dautzenberg humor om de reflectie op ons mens-zijn in relatie tot de natuur aan de man te brengen. De bespiegelingen bieden zo ruimte voor lichthartigheid, hoe existentieel ze ook zijn. […] In eerste instantie leest Een wandeling in Mei alsof het terloops, onderweg, is geschreven, maar in de details openbaart zich een bedachtzame werkwijze. Deze bundel is dan ook een goede reclame voor het Limburgse landschap. Na het lezen kreeg ik zin om het te bewandelen, te ontdekken, te beleven.