Open brief aan het College van B&W gemeente Tilburg

Open brief aan het College van B&W gemeente Tilburg

Tilburg, 16 maart 2021

Geacht College,

Tot mijn grote spijt moet ik mijn stadsdichterschap vroegtijdig beëindigen. De eindstreep was al in zicht, maar de laatste loodjes ga ik niet meer tillen. Ik heb er lang over nagedacht, er enkele nachten van wakkergelegen, maar ik heb geen andere keuze. Dat zal ik uitleggen.

In het voorjaar van 2019 bood ik aan stadsdichter van Tilburg te worden voor de periode augustus 2019 – augustus 2021. De reden was dat het in 2020 exact honderd jaar geleden is dat de mannen van De Stijl in hun kunstblad hun roemruchte manifest publiceerden waarin ze pleiten voor vernieuwing in de literatuur: ‘Het WOORD is dood […] wij willen met alle middelen die ons ten dienste staan […] het woord een nieuwe betekenis en een nieuwe uitdrukkingskracht geven.’ Piet Mondriaan, Theo van Doesburg en de Tilburgse klankdichter Antony Kok waarschuwden met hun manifest voor de gure, convergerende tijdgeest die steeds harder door ons land begon te waaien en die ook de kunstwereld in zijn greep begon te krijgen.

Ik wilde met mijn stadsdichterschap het gedachtengoed van Kok & co niet alleen eren, maar ook transponeren naar deze tijd, een periode waarin hokjesdenken, labelen en polariseren opnieuw onze samenleving dreigen te ontwrichten en vergiftigen. Ik stelde de gemeente voor om gedurende twee jaar elke maand een stadsgedicht te componeren en dat te laten adapteren door telkens een andere Tilburgse kunstenaar/discipline. Een prisma van professionals dat talloze kleuren reflecteert en daarmee de stad verlicht. Op die manier zou eveneens (het begin van) een staalkaart van kunstenaars in onze stad ontstaan. De instituten die zich met kunst bezighouden, krijgen immers veel meer aandacht en steun dan de individuele kunstenaars.

Goed, ik stuurde mijn plannen dus in het voorjaar van 2019 naar de stadsdichterscommissie/gemeente. Op woensdagavond 26 juni 2019 werd ik gebeld door een ambtenaar van de gemeente met de mededeling dat het College van B&W had besloten dat ik de nieuwe stadsdichter zou worden en dat ik al de volgende ochtend werd verwacht bij de persconferentie met wethouder Marcelle Hendrickx. Dat was kortdag.

Tijdens de persconferentie kreeg ik het honorarium te horen: € 3.600,- per jaar. Bruto, want als zzp-er en cultureel ondernemer betaal ik inkomstenbelasting, verzekeringen en moet ik zelf sparen voor mijn vakantiegeld en pensioen. Ik schrok van het lage bedrag en maakte er een gespreksonderwerp van op de persconferentie. De wethouder leek het bedrag voor het eerst te horen en noemde het ‘een onkostenvergoeding’. Daarop gaf zij aan dat er wat haar betreft meer financiële ruimte moest komen en dat de stadsdichterscommissie een verzoek daartoe kon indienen bij B&W. Op 30 juni 2019 verstuurde de commissie dat verzoek.

Tijdens mijn inauguratie zette ik mijn plannen publiekelijk verder uiteen. Ik hekelde bovendien de beloning van het stadsdichterschap en in het verlengde daarvan de beloning van kunstenaars in zijn algemeenheid. Ik verbond aan mijn ambtsperiode een politiek doel: ervoor zorgen dat mijn opvolger een marktconforme beloning zou krijgen. Om te kunnen garanderen dat de kunstenaars die met mijn gedichten aan de slag gaan een fatsoenlijke honorering ontvangen, startte ik met hulp van Jeroen de Leijer en boekhandel Livius de Zevensprong een crowdfundingactie, want het budget dat de gemeente beschikbaar stelde, was ontoereikend. (Met matig succes, mede doordat de stadsdichterscommissie zich niet aan de gemaakte afspraken hield.)

Nadat ik hoorde dat ik de nieuwe stadsdichter zou worden, ging ik meteen aan de slag en ontwierp samen met Tom Pijnenburg een site (www.detaovandet.nl / een odyssee). Ook creëerde ik een idioom dat schatplichtig is aan Kok & co – een idioom dat de (gepropageerde) kernwaarden van Tilburg bevraagt en dat zich gaandeweg zou ontwikkelen tot een gesamtkunstwerk. De vierentwintig gedichten vormen samen een lemniscaat dat het heden en het verleden met elkaar verbindt en dat… Ik gebruik het beletselteken, want zoals gezegd: ik haal de eindstreep (net) niet, de lemniscaat blijft helaas onvoltooid.

Terug naar de inhoud. De kunstenaars die ik benaderde, reageerden allemaal enthousiast. Met hen maakte ik afspraken over de presentaties, die zoveel mogelijk live plaatsvonden op bijzondere locaties door de hele stad. Dat ging goed totdat corona zich ermee begon te bemoeien. We lieten ons hierdoor niet uit het veld slaan en presenteerden de gedichten en adaptaties zoveel mogelijk online. Een enkele adaptatie is uitgesteld totdat de beperkingen zijn opgeheven.

Vorige week werd ik gebeld door mijn nieuwe contactpersoon bij de gemeente, Liesbeth Hoeven. Het College van B&W had na eenentwintig (!) maanden eindelijk het ei gelegd: het verzoek van de stadsdichterscommissie was níét gehonoreerd, mijn opvolger zou net als ik € 3.600,- per jaar verdienen. Er is blijkbaar niet eens ruimte voor indexatie, zodat mijn opvolger er netto zelfs op achteruitgaat. De ambtenaar, een enthousiaste jonge vrouw met hart voor kunst, gaf aan dat er in opdracht van B&W een benchmark is gehouden in het land. De uitkomst: Tilburg scoort redelijk goed wat betreft het belonen van de stadsdichter.

Mijn eerste reactie: in vrijwel geen enkele gemeente is de stadsdichter een professional, en amateurs (in de goede zin van het woord) nemen inderdaad genoegen met een onkostenvergoeding en een podium. Ik vind dat onderwijsstad Tilburg hiermee de lat erg laag ligt; goedwillende burgers kunnen ook niet zomaar voor de klas gaan staan, dat is voorbehouden aan vakmensen. Vandaar dat ik de gemeente adviseerde het stadsdichterschap te verbreden naar alle kunsten: elk jaar een professionele kunstenaar uit een andere discipline de gelegenheid geven om te reflecteren op de stad, vanuit een onafhankelijke positie. Kunstenaars hebben recht op een boegbeeld dat recht doet aan de kwaliteit en professionaliteit van de sector.

Twee: waarom geen benchmark gehouden onder andere hoogopgeleide professionals of onder ambtenaren die zich met kunst en cultuur bezighouden? Of onder consultants en communicatiebureaus die in opdracht van de gemeente de lucratieve bureaucratie bevestigen en versleten clichés oppoetsen? – die rekenen al snel een uurtarief van tussen de honderd en tweehonderd euro, maar hun betrokkenheid bij de stad is een stuk lager.

De gemeente voert als verzachtende omstandigheid aan dat de stadsdichter gedurende zijn ambtsperiode van verschillende kanten opdrachten zal krijgen voor gelegenheidsgedichten, optredens, gastcolleges, gastlessen en/of lezingen. Dan de praktijk, wenselijkheid en werkelijkheid delen slecht elf van de dertien letters: ik ben in de afgelopen ruim anderhalf jaar twee keer gevraagd om op te komen treden, in de LocHal, maar er was, helaas, geen budget beschikbaar – ‘de vorige stadsdichters deden het ook gratis’. Ik dus niet. Resumerend: ik heb naast de door de gemeente verstrekte onkostenvergoeding nul euro aan mijn stadsdichterschap verdiend. NUL.

De schamele beloning vanuit de gemeente is in mijn ogen een ideologische keuze, want het bedrag vertegenwoordigt slechts een microbe op de gemeentelijke begroting. Wellicht is B&W gezwicht voor de rechts-populistische wind die door onze provincie waait; het zou mij niets verbazen – kunst mag niet met een eerbiedskapitaal worden geschreven. De door de gemeente Tilburg met veel tamtam geïntroduceerde Fair Practise Code is een papieren tijger die tot op heden alleen in vergaderlokalen en beleidsdocumenten brult. (Ik ben bang dat papieren tijgers voorlopig niet met uitsterven worden bedreigd.)

Omdat ik mij ten doel had gesteld de honorering voor mijn opvolger te verbeteren, moet ik concluderen dat ik daarin heb gefaald. Zowel mijn werk als dat van de betrokken kunstenaars hebben blijkbaar niet geleid tot een hogere waardering voor het stadsdichterschap. Daarom voel ik me genoodzaakt om voortijdig te stoppen. Eenentwintig van de vierentwintig gedichten zijn af, en aan de adaptaties van de laatste daarvan wordt hard gewerkt. Ik zal alle gemaakte afspraken met de kunstenaars nakomen en de adaptaties helpen afronden – dus tot en met mei. Ook zal ik volgens afspraak meewerken aan de grote overzichtstentoonstelling die PARK in december organiseert rondom het stadsdichterschap. Ik ben dat verschuldigd aan PARK en aan de betrokken kunstenaars, en ik heb daar ook veel zin in.

Met de elf particulieren die meededen aan de crowdfundingactie zal ik in contact treden over de afhandeling. (Geen enkele culturele instelling voelde zich geroepen om mijn invulling van het stadsdichterschap financieel te ondersteunen.) Buiten deze afsluitende activiteiten zal ik mijn betrokkenheid bij de gemeente Tilburg voorlopig bevriezen; mijn incasseringsvermogen is al vaker op de proef gesteld, maar er zijn grenzen.

Tot zover.

drs. A.H.J. Dautzenberg

P.S.  In de publieke debatten rondom de verkiezingen zijn kunst en cultuur geen enkele keer aan de orde gekomen. Ik vind dat zeer verontrustend. In landen als Duitsland en Frankrijk zou dat ondenkbaar zijn; zij beseffen dat kunst en cultuur de wortels van de democratie vormen en dat die wortels voortdurend voeding behoeven. In de BV Nederland zijn kunst en cultuur echter verworden tot hinderlijke kostenposten.

Bij het aanvragen van (karige) subsidies moeten kunstenaars door steeds meer beleidsmatige hoepels springen. Van hen wordt bovendien verwacht dat ze zich niet alleen conformeren aan het tijdgebonden beleid ten aanzien van diversiteit, inclusie etc., maar ook dat ze zich daarover uitgebreid verantwoorden. Die positieve bewijslast en inhoudelijke sturing is een hinderlijke convergentie van jewelste, vooral als je bedenkt dat kunstenaars van nature die thema’s omarmen en daarvan al meer dan twee millennia getuigen.

Ook in Tilburg heeft nog nooit een vrouw aan het hoofd van de gemeente gestaan, laat staan een zwarte vrouw. En al die witte mannen die aan het hoofd van gemeenten stonden en staan, werken samen met de witte mannen die de top van het bedrijfsleven vormen. Wanneer Tilburg een zwarte vrouw als burgemeester zou krijgen, ik hoop het van harte, dan heeft dat een impact die dusdanig groot is dat de gemeente niet langer aflaten hoeft te kopen bij kunstenaars. Het geweten hoeft dan niet meer gesust te worden.

En ik hoop eveneens van harte dat de kunstenaars eindelijk eens een vuist durven maken richting overheid en niet langer genoegen nemen met een onderdanige positie en de daaraan gekoppelde aalmoezen. Na de verbijstering en de verbazing mag vooral geen resignatie volgen, en al helemaal geen normalisatie.

De overheid wordt gefinancierd door het belastinggeld van burgers en bedrijven, en is in het leven geroepen om die burgers en bedrijven te helpen, sterker te maken. Het omgekeerde lijkt nu het geval te zijn, zowel op lokaal als landelijk niveau. En die top-down-benadering wordt ook nog eens gevoed door dedain en wantrouwen.

Een kunstenaar is in het beste geval géén opportunistisch beleidsinstrument, daarvan zijn er al meer dan voldoende, maar een divergerende vrijheidsstrijder, in de meest brede zin van het woord.

Leve de transgressie en de zuurstof die daardoor vrijkomt!

www.detaovandet.nl

www.ahjdautzenberg.nl