In de NRC van zaterdag 9 februari een interview met A.H.J. Dautzenberg over zijn onlangs verschenen bundel tinnitusgedichten: ‘Ik verbeeldde me een roodborstje in mijn hoofd’.
‘Vijftien regels lang de letter u. In de gedichten die daarop volgen, verdwijnen er brokjes uit de langgerekte u’s. Tot, na een paar bladzijden, de u’s uit het gelid vallen en sierlijk over de pagina’s dwarrelen. Er komt beweging in, er doen ineens ook andere letters mee, er vormen zich wolkjes eeej’s en ng’s. Klinkers en medeklinkers bespikkelen de pagina’s als vogelpootjes, of -poepjes zo je wilt. Juist. Geen rijm-poëzie, dat is wel duidelijk. Het doet denken aan het werk van Paul van Ostaijen en Jan Hanlo (‘Oote oote oote Boe’), dadaïsten uit de jaren vijftig van de vorige eeuw die experimenteerden met de klank en vorm van hun gedichten.’