De tekst die A.H.J. Dautzenberg voordroeg tijdens het symposium Vuur! op donderdag 26 november 2015:
De context. De twee originele stenen uit het huis van Eduard Douwes Dekker in Rangbasbitung gaan na afloop van het symposium naar het Multatuli Museum; één keer per jaar fungeren ze als een soort ‘zeepkist’ voor iemand die in de geest van Multatuli een inleiding verzorgt.
Aan mij de eer om de aftrap te verzorgen. De eigenaar van de stenen, Arjan Onderdenwijngaard, heeft ze ‘vuurstenen’ gedoopt, vrij naar mijn bloemlezing.
Ik ga overigens níet op de stenen staan, want dat is zelfs voor mij te theatraal. Bovendien zijn de stenen afgelopen dinsdag al ingezegend. Ik geef les bij ArtEZ in Arnhem en afgelopen dinsdag heb ik Multatuli behandeld. Ter voorbereiding op de les hadden de studenten de befaamde ‘Toespraak tot de hoofden van Lebak’ uit de Max Havelaar zorgvuldig bestudeerd. Ik had ze onder andere als opdracht meegegeven: wat is volgens jou de kernzin uit de toespraak? Om de beurt declameerden ze voor de klas, staand op de stenen, hun keuze. Beter kun je de stenen volgens mij niet munten.
De laatste twee die op de stenen hebben gestaan zijn Laurens en Ravi. Zij hadden het initiatief genomen om met de hele groep By the waters of Babylon te zingen. In canon. Een lied over Joden in ballingschap, die aan de oevers van de rivieren in Babylon weemoedig terugdenken aan het beloofde land. Een lied dat ook door de Rastafari wordt gezongen: Zion staat dan symbool voor Afrika, het moederland van de slaven.
Tot zover de context. Nu mijn lezing.
‘Machthebbers en kranten zien in schrijvers niet de brengers van een boodschap die de natie aangaat, maar producenten van amusante (of schandalige) curiositeiten.’
Dit schreef W.F. Hermans in zijn biografie van Multatuli.
En dan Multatuli zelf, over de lauwe, en in sommige gevallen ronduit kritische ontvangst van Max Havelaar:
‘Men heeft dat boek gesmoord door de verzekering dat het een roman was.’
Deze twee uitspraken wil ik graag als twee wolken boven mijn inleiding laten zweven. Als twee regenwolken, om precies te zijn, de zon hoeft niet altíjd te schijnen. En misschien blijven ze ook daarna nog even hangen. We zullen zien.
‘Zolang er van alles niet deugt in de wereld is muziek te belangrijk om weg te gooien aan liefdesliedjes.’ Een uitspraak van Armand – zoals jullie weten is hij vorige week overleden. ‘Popmuziek is het enige buitenparlementaire middel dat de wereld kan veranderen.’ Ook een uitspraak van hem. Popmuziek veranderde in elk geval zíjn wereld en die van een paar anderen. Armand bleef zijn hele carrière trouw aan zijn adagium, met vóór- en met tégenspoed tot gevolg. Net als in het echte leven, zou ik eraan willen toevoegen.
Het bruggetje ligt voor de hand: zijn er Nederlandstalige schrijvers die een vergelijkbare houding aannemen? Ja, die zijn er. En een aantal van hen heb ik gebloemleesd in Vuur!
Ik ben het overigens níet met Armand eens. Ook een liefdesliedje – of het equivalent daarvan: een geil gedicht – kan de destructieve dadendrang van een mens dempen, soms zelfs doden. En wie kan daar nu tegen zijn? Ook Armand zal dat beamen, hij was ten slotte een bloemenkind. Een wereldverbeteraar die zich in de jaren zestig losweekte van de cabareteske woordgrappenbakkers en die zich ook in de decadente decennia die volgden níet liet corrumperen door hip volk en met neon verlichte verkoopcijfers.
Ook de Nederlandstalige literatuur heeft de nodige hemelbestormers voortgebracht. Schrijvers die het verschil wilden maken. Wereldverbeteraars. Utopisten. Althans, dat heb ík op ze geprojecteerd. Wénselijkheid en wérkelijkheid liggen dicht bij elkaar. Ook grammaticaal gezien, en dat is natuurlijk niet voor niks.
Betrekkingswaan, ook ik kan me er niet aan onttrekken. Ik ga weliswaar niet met een bordje ‘je suis charlie’ paraderen door een met koopjesjagers bevolkte winkelstraat, en mocht ik een profielfoto hebben, iets wat ik niet snel zie gebeuren, maar stel dát ik er een zou hebben, dan zou mijn trotste tronie níet versierd zijn met het rood-wit-blauw van de Franse vlag, laat dat duidelijk zijn.
Haakjes openen. In Nederland is geen enkel slachtoffer gevallen en toch zijn we in rep er roer. Stel dit… Stel dat… Er vallen woorden als ‘oorlog’ en ‘uitroeien’ – ook uit de monden van politici en bestuurders. En er klinkt zo nu en dan zelfs wenselijkheid in door, alsof we méé willen spelen – of moet ik zeggen: mee willen véchten? – in een spannende film.
Maar steekt de werkelijkheid per ongeluk de grens over, letterlijk en figuurlijk, dan moeten die vluchtelingen, want daar heb ik het over, de werkelijkheid heeft vele gezichten, dan moeten die vluchtelingen, die dieven en verkrachters zo snel mogelijk uit ons land worden verdreven. De met like’s en smiley’s versierde salon-empathie smelt dan als sneeuw voor de zon, om uiteindelijk via sanitaire afvoerputjes weg te glibberen in het naar über-nationalisme stinkend riool. Maar ook dat zal vast mijn projectie zijn. Haakjes sluiten.
Míjn betrekkingswaan, want daar had ik het over, mijn betrekkingswaan resulteerde in een bloemlezing.
In de verantwoording verwoord ik mijn keuze het als volgt:
‘In deze bloemlezing hanteer ik geen strak cultuurhistorisch kader, ik stel de emoties en intenties van de auteur centraal – bezieling en betrokkenheid. Geen normatief decor, geen ideologische verkleiningen, geen postmoderne, semantische discussies. Kortom: vorm, vent en – vooral – vuur!
Ik verkies de liefde boven de wetenschap, de empathie boven de objectivering van het leven. Ik hanteer bovendien mijn eigen, vloeibare definitie van literatuur – de letteren zijn een vrijstaat, niet het object van convergerende criteria. Ik ga intuïtief te werk. Volledigheid streef ik niet na, representativiteit ook niet.
Ik beperk me in deze bloemlezing tot oorspronkelijk Nederlandstalig werk, met als enige uitzondering Lof der Zotheid van de humanist Erasmus. Dat werk werd in het Latijn geschreven, zoals gebruikelijk in die tijd.
De poëzie heb ik buiten beschouwing gelaten, simpelweg omdat ik daar te weinig in thuis ben. Al heb ik sterk de indruk dat in het werk van dichters relatief gezien meer engagement doorklinkt dan in dat van prozaschrijvers. Verontwaardiging, hemelbestormen, liefde en woede leiden wellicht eerder tot sprinten dan tot het lopen van een marathon. Dit verklaart waarschijnlijk ook waarom zowel Erasmus, Multatuli en Mulisch hun meest geëngageerde werk in slechts enkele weken voltooiden. Hoe dan ook, geëngageerde gedichten zijn een aparte bloemlezing waard – en de alliteratie voorspelt alvast veel goeds.
Zowel voor als tijdens het bloemlezen heb ik engagement niet nauwkeurig gedefinieerd. Dat gaat ook niet gebeuren. Ik wil de wereld juist groter maken. Bezieling en betrokkenheid boven bureaucratie. Vúúr!’
Dat was de verantwoording. Aanhangers van het Opschonend Realisme zullen hier vast geen genoegen mee nemen, die willen een epistemologisch verantwoorde onderbouwing. Die krijgen ze dus níet! De door opiniepeilingen en andere objectiveringsmechanismen gegijzelde neo-democratie verkondigt al genoeg absolute waarheden.
Ik wil er wel nog aan toevoegen dat ik een breed semantisch veld heb willen schetsen, en dat ik niet louter voor eigen parochie heb willen preken, en dus ook schrijvers heb opgenomen waar ik het volledig, maar dan ook vólledig mee ONEENS ben. Ik noem verder geen namen.
In Vuur! staan denkers en doeners.
In Vuur! staan demiurgen en deconstructivisten.
In Vuur! staan activisten en pacifisten.
In Vuur! staan dromers en realisten.
In Vuur! staan drammers en verleiders.
In Vuur! staan schrijvers niet met hun rúg, maar met hun gezícht naar de samenleving.
Tot slot nog een observatie. Het Eigen Gelijk (met kapitalen geschreven) wil ook bij bevlogen mensen nog wel eens regeren. De mening van een ander is per definitie weinig waard en hoeft dan ook niet gehoord te worden. Ik noem opníeuw geen namen – en dat kost me meer moeite dan jullie denken…
Vuur kan verwarmen, maar vuur kan ook vernietigen. Het verdient dan ook aanbeveling om mijn boek te lezen met een brandblusser binnen handbereik.