A.H.J. Dautzenberg schreef het eerste deel van het drieluik De Wet, voor Wunderbaum en de Koninklijke Vlaamse Schouwburg.
Cultureremains.com:
Voor het theatrale drieluik De Wet schrijft Anton Dautzenberg voor het eerste deel een toneeltekst. Het theatercollectief maakt er met simpele verve een intrigerende opener van (…) Deel een is sterk; de rechtszaak tegen de Somaliër die beschuldigd wordt van piraterij blijkt een farce, een toneelstukje, opgevoerd door marionetten van sociale en legale wetten. Wunderbaum kent als geen ander met puik acteerwerk en goede tekstuele vondsten de verwarring die ze zelf zaait belichamen op het podium. Een pleidooi aanhoren was nog nooit zo interessant.
Knack:
Om het ‘zwaaiende vingertje’ te vermijden zet Wunderbaum gniffelend in op een soort fris en grotesk rock-‘n’-roll-theater met een vlijmscherpe missie. Dat blijkt ook uit het eerste deel waarin we de trieste berechting van een Somalische piraat (‘Neen, een veiligheidsagent!’, schreeuwt zijn advocaat) meemaken en een al te gladde ‘fact checker’ voor joligheid zorgt terwijl de machtige houtskooltekeningen van Rinus Van de Velde het scènebeeld domineren.
Cobra.be:
We krijgen een ontzettend interessante en documentaire analyse voorgeschoteld waarbij de werkelijkheid niet zo zwart-wit is als de grote tekeningen over de piraat van Rinus van de Velde op scène suggereren. Er wordt uiteindelijk geen oordeel geveld in de zaak, maar wel subtiele kritiek gegeven op onder andere het werken met een volksjury en de invloed van het politieke systeem van peilers à la Maurice de Hond.