A.H.J. Dautzenberg schreef een column naar aanleiding van het verschijnen van Van Weemoed Naar De Nacht, een verhaal dat Ilja Leonard Pfeijffer schreef naar aanleiding van zijn verblijf als writer in residence in Tilburg. Dautzenberg sprak de tekst uit tijdens de presentatie op 31 augustus in Bibliotheek Midden-Brabant. De tekst:
Ilja Leonard Pfeijffer bivakkeerde in het vroege voorjaar zes dagen in Tilburg. Correctie: Ilja Leonard Pfeijffer bivakkeerde in het vroege voorjaar zes dagen in café Weemoed. De stamgasten voelden zich zo vereerd door zijn abondante aanwezigheid dat zij veronderstelden dat zíj, met hun artistieke voorkomen en Bukowskiaanse pseudo-romantiek als magneet fungeerden. Elke kroeg koestert zo zijn tradities. Bovendien accelereert alcohol de werking van het psychologisch immuunsysteem.
Ilja Leonard Pfeijffer is een schrijver die ik zeer bewonder en waaraan ik me in bepaalde opzichten schatplichtig betoon. Ik was dus benieuwd naar Pfeijffers visie op de stad. Hij had immers de opdracht geaccepteerd om als een soort semipermeabel membraan de kern van de stad te scheiden van de welriekende bagger – en die vervolgens te transponeren naar een verhaal waar Tilburg iets aan heeft. Kunst moet natuurlijk wel nut hebben, ook in Tilburg – vooral ook in Tilburg.
De betrokken ambtenaren kunnen gerust zijn: Pfeijffer komt met een observatie die ze – afhankelijk van de alertheid van hun amygdalae – kunnen ge-, mis- en verbruiken. Een observatie waarover ze urenlang constructief kunnen vergaderen en waarmee ze hun profijtige posities kunnen munten en/of legitimeren – op voorwaarde natuurlijk dat ze de belangrijkste bevindingen cc’en naar de wethouder. Met emoticons, want ook ambtenaren laten hun creatieve geest graag waaien.
Dan nu Pfeijffers observatie: Tilburg heeft niet alleen van haar zwakte haar kracht gemaakt, Tilburg is bovendien bijzonder trots, misschien wel te trots, op die alchemistische schepping. In mijn woorden: Tilburg heeft van haar handicap een hapklaar luxe-worstenbroodje gebakken – met spek, uiteraard –, en laat geen gelegenheid onbenut om dat baksel op een opzichtig blinkend presenteerblad aan te bieden aan het immer gulzige vulgus.
Na eerste lezing dacht ik: waarom kiest Pfeijffer toch voor een kluchtige uitwerking van die rake observatie? Lijdt hij aan provincie-angst – zoals veel provincialen lijden aan Randstad-angst? Projecteert hij niet gewoon zijn vooroordelen op de provinciestad? Na een tweede lezing drong het tot me door dat het gekozen idioom perfect past bij het onderwerp. Tilburg is een kluchtige stad.
Als metafoor voor Tilburg voert Pfeijffer in zijn verhaal Franky Boy op – als protagonist en, voor hen die niet bang zijn voor een scheutje hermeneutiek, tegelijkertijd ook als antagonist. Franky Boy is een spastische jongen die uit zijn verhoogde spiertonus een krachtig afrodisiacum heeft gedestilleerd. Met zijn aandoenlijke spasmen en kwijlende complimentjes windt hij de vrouwtjes om zijn vinger. En het woord vinger mag u gerust overdrachtelijk opvatten. Droefgeestige dames openen hun vreugdeloze schede maar al te graag voor het troostrijke zwaard van de fictie – en gelijk hebben ze.
Terug naar de kracht van de stad. Terug naar Pfeijffers observatie. Tilburg heeft van haar ogenschijnlijk ongevaarlijke onderdanigheid een archimedisch punt gecreëerd van waaruit alles, maar dan ook echt alles, overzien kan worden. Ambities en verantwoordelijkheden kunnen vanuit die positie gemakkelijk worden weg gerelativeerd – zonder schroom of schuldgevoel. En helpt dat onverhoopt niet, dan weet de stad na een tyfoon van levensliederen wel weer waar zij voor staat.
Blijkbaar blijven mensen ook na hun kindertijd verstoppertje spelen leuk vinden. Dat mag natuurlijk, maar je schiet er na je eenentwintigste zo verdomd weinig mee op. Al bestaan er Tilburgers die er hun beroep van hebben gemaakt. Ik noem geen namen, behalve die van Ed Schilders, die sinds hij zich in 2009 liet kronen tot Beste Schrijver van Tilburg – overigens zonder proza of poëzie te hebben gepubliceerd, Tilburg is zoals gezegd een kluchtige stad – die sinds hij zich in 2009 liet kronen tot Beste Schrijver van Tilburg in de veronderstelling leeft dat hij alleen nog maar wijwater mag drinken.
Dan bierdrinker Ilja Leonard Pfeijffer. Na een séjour van slechts enkele dagen durft hij het DNA van de stad genadeloos bloot te leggen. Hij ontdoet Caliméro allereerst van zijn aanstellerige eierschaal, neukt het kuiken vervolgens in zijn zeurende snavel, draait aansluitend liefdevol diens nekje om en laat het laffe lijfje langzaam verkolen in de vlammen van een aan Libertas opgedragen vuurritueel.
En vervolgens, vervolgens verrijst Caliméro als een Fenix uit zijn as en probeert hij opnieuw zijn omgeving te manipuleren met zijn martiaal minderwaardigheidscomplex. Maar wie goed kijkt, wie goed durft te kijken, ziet dat er nieuwe barsten in de eierschaal zijn ontstaan.